Stadse beesten

Stadse beesten begint 130.000 jaar geleden en eindigt met de aanleg van IJburg; het schetst een beeld van de rijke, stenen biotoop die de stad is.

In het gebied dat later Amsterdam zou worden, leefden ooit bosolifanten, holenleeuwen en nijlpaarden. Rond het jaar 1000 woonden pioniers tussen de wolven, otters, zeerarenden en edelherten. De dierenwereld veranderde radicaal toen die mensen Amsterdam gingen bouwen. De stad stootte sommige dieren af en trok andere aan. Gierzwaluwen en rotsduiven vestigden zich en zwarte en bruine ratten arriveerden met schepen uit de Oost. Zij hadden gezelschap van de werkezels van de mens: paarden bemanden de trams en werden gebruikt om opstandige menigten uiteen te drijven; de wolf, die in zijn wilde staat nooit mensen aanvalt, werd omgevormd tot een kuitenbijtend keffertje. Uiteindelijk ontstond een opmerkelijk rijke stadsdierenwereld.